Bouwelementen die met de grond in contact komen, zoals keldermuren en soortgelijke in de grond ingegraven bouwlagen, moeten waterdicht worden gemaakt volgens DIN 18533.
Maar eenvoudige noppenfolies kunnen volgens DIN 18533 niet worden geïnstalleerd op waterdichtingssystemen. Meestal worden hier drainagefolies gebruikt die, afhankelijk van het type waterdichting, bijkomend zijn voorzien van een geïntegreerde glij-, beschermings- en lastverdelingslaag. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de waterdichtingsmembranen volgens DIN 18533-2 en de vloeibare waterdichtingssystemen volgens DIN 18533-3.
Ontdek onze oplossingen!
Op koude zelfklevende bitumenmembranen kunnen rechtstreeks drainagemembranen worden aangebracht, bijvoorbeeld omdat het HDPE-draagfolie bovenop het bitumenmembraan de functie van een beschermende en glijdende laag heeft.
Vloeibare waterdichtingssystemen zoals polymeer gemodificeerde bitumineuze dikke coatings zijn daarentegen drukgevoelig. Hier vindt u hoofdzakelijk drainagefolies met glij-, beschermings- en lastverdelingslaag die een aantasting van de afdichting en de daarmee gepaarde schade verhinderen. Deze folies bestaan doorgaans uit drie lagen: geotextiel als filterlaag, een noppenfolie als drainagelaag en een stevige glijfolie op de vlakke achterzijde van het noppenfolie.
Het filtervlies verhindert dat de drainagelaag dichtslibt door fijn stof. De drainagelaag blijft zo vrij van vuil waardoor ook op lange termijn het water goed afgevoerd kan worden.
Drainagefolies zijn bijzonder doeltreffend om een gebouw te beschermen tegen vocht.